Gypsophila kruipend in landschapsontwerp

Het geografische thuisland van een bescheiden maar zeer opzichtige plant genaamd gypsophila kruipend, die tot de anjerfamilie behoort, is veel warme landen in Zuid-Europa. Deze vaste plant is vrij compact: de lengte van zijn kruipende scheuten is zelden groter dan tien tot vijftien centimeter. Gypsophila kruipend heeft donkergroene, smal-lancetvormige bladeren die donkere, donsachtige struikgewas vormen, en kleine witte bloemen die halverwege de zomer op scheuten bloeien. Deze plant siert echter de tuin met zijn bloemen, niet alleen in juni-juli, maar soms in de vroege herfst - tijdens de secundaire bloei.

Deze plant is vrij pretentieloos en, wat belangrijk is voor onze klimatologische omstandigheden, vorstbestendig, voelt hij zich het beste in heldere, zonovergoten gebieden. Wat de grond betreft, is lichte grond met goede drainage het meest geschikt voor gipskruid: in zo'n gebied kan de plant tot vier jaar groeien zonder te verplanten. Een vaste plant mag in geen geval op zure grond worden geplant. Kalk is daarvoor de beste meststof.

Gypsophila kan worden vermeerderd door zaden (in het voorjaar moeten ze voor de winter onder glas of in de volle grond worden geplant), evenals door stekken. Deze bloem ziet er het meest effectief uit in kleine struikgewas, die wordt gecreëerd door een groot aantal planten per vierkante meter te planten - van twintig tot veertig. Landschapsontwerpers gebruiken deze kleine vaste plant meestal voor rotstuinen, rotstuinen, stoepranden en rotsachtige gebieden.